Inge Broekman

Dit project richt zich op het restaureren van decoratieve objecten. Het gaat over leren van het verleden, verhalen bewaren voor de toekomst en bijdragen aan een duurzame wereld.

Ik ben Inge. Naast mijn werk aan de Universiteit Twente houd ik me graag bezig met de geschiedenis én vind ik het heerlijk om praktisch bezig te zijn. Het opknappen van oude objecten is een hobby waar ik me met veel plezier mee bezig houd samen met mijn man Albert. Met z’n tweeën gaan we graag op pad om oude spullen te zoeken en Albert is bovendien erg handig. We kunnen uren bezig zijn met knutselen, poetsen, verven, zagen, timmeren en onderzoeken. We werken alleen aan objecten die we zelf mooi vinden. Op deze website presenteren we ons resultaat.

Onderzoeken, dat doe ik al langer, daar over het volgende:

Inge Broekman plaatste de voor de kunst belangrijke en bekende bronnen rondom de dichter Constantijn Huygens – zijn autobiografie, brieven van Rembrandt en documenten rondom de Oranjezaal – in het grote geheel van zijn uitspraken over de kunsten. Huygens (1596-1687) was kunstkenner, liefhebber van de schilderkunst, maar ook secretaris van stadhouder Frederik Hendrik.

Dit proefschrift is beschikbaar via UvA-DARE: Constantijn Huygens, de kunst en het hof

Deze dissertatie behandelt de vraag naar de betekenis en functie van bronnen als deze kritisch worden geanalyseerd én als ze worden bestudeerd binnen het geheel van zijn uitingen over de kunst. Onderzoek naar Huygens en de kunst is voornamelijk gedaan vanuit kunsthistorisch perspectief en er wordt van een betrekkelijk selectief aantal bronnen gebruikt gemaakt. Het doel van dit proefschrift is na te gaan wat de genoemde belangrijke en bekende teksten over kunst in Huygens’ oeuvre betekenen in de biografische context van zijn veelzijdige leven.

De centrale vragen zijn: Hoe kunnen Huygens’ gedichten over de kunst worden gekarakteriseerd, en hoe hebben ze gefunctioneerd? Bezat Huygens een eigen kunstcollectie, en zo ja, hoe zag die er dan uit? Waaruit bestonden Huygens’ taken waar het het artistieke beleid van de stadhouders Frederik Hendrik en Willem II betrof? En, ten slotte, hoe moet de passage over de schilderkunst in Huygens’ jeugdautobiografie worden gelezen?